Btw-aftrek bij verhuur aan DGA
De verhuur van vakantiewoningen is in principe vrijgesteld van btw volgens artikel 11, lid 1, onderdeel b, van de Wet op de Omzetbelasting. Deze vrijstelling geldt echter niet wanneer sprake is van verhuur in het kader van het hotel-, pension-, kamp- of vakantiebestedingsbedrijf aan personen die slechts voor een korte periode verblijven.
De Europese btw-richtlijn laat lidstaten ruimte om deze uitzonderingen nader in te vullen. Nederland heeft dit gedaan via het Vastgoedbesluit. In dit geval beroept de BV zich bij de verhuur van een vakantiewoning aan haar DGA op dit besluit, met het argument dat de situatie vergelijkbaar is met de daarin genoemde regelingen.
Oordeel van de rechtbank en het gerechtshof
De rechtbank oordeelt dat de activiteiten van de BV (holding) op zichzelf geen hotel- of vakantiebestedingsbedrijf vormen. Daardoor valt de verhuur in beginsel onder de vrijgestelde verhuur van onroerend goed voor de btw.
Vervolgens werd beoordeeld of de BV, hoewel er slechts één huurder is en de woning niet aan derden wordt verhuurd, toch onder de zogenoemde short-stay-uitzondering uit het Vastgoedbesluit kan vallen. De DGA verblijft immers meerdere korte perioden in de vakantiewoning.
Zowel de rechtbank als het gerechtshof zijn van oordeel dat het Vastgoedbesluit uitgaat van accommodaties die zijn ingericht voor kortdurend verblijf. De BV mocht daarom op dit besluit vertrouwen en de regeling toepassen. Hierdoor is de btw over de kosten van de vakantiewoning voor de BV aftrekbaar.
Noot: Het antwoord is gebaseerd op de bij ons bekende wetgeving en jurisprudentie per de hierboven aangegeven datum.