Voor gebouwen geldt een afschrijvingsbeperking tot aan de WOZ-waarde, op grond van artikel 3.30a Wet IB 2001 in samenhang met artikel 8 lid 6 Wet VPB 1969. Dit betekent dat fiscaal slechts mag worden afgeschreven tot maximaal de WOZ-waarde van het gebouw.
Zonnepanelen die op een gebouw zijn geplaatst, worden door de Rechtbank en het Gerechtshof beschouwd als onderdeel van het gebouw. Hierdoor geldt de afschrijvingsbeperking tot de WOZ-waarde ook voor deze zonnepanelen.
Wat vinden de Rechtbank en het Gerechtshof hiervan?
Volgens de rechters zijn de zonnepanelen, door hun constructie, aard en inrichting, bedoeld om duurzaam ter plaatse te blijven en is dit ook uitwendig zichtbaar. Daarom is de zogenoemde werktuigenvrijstelling niet van toepassing op deze panelen.
De belastingplichtige heeft tegen deze uitspraak cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Op het moment van schrijven is nog geen arrest van de Hoge Raad bekend over deze kwestie.
Volgens de Belastingdienst mag op de aanschafwaarde, verminderd met de restwaarde, tussen de 2% en 3,33% worden afgeschreven. Daarbij geldt dat het afschrijvingspotentieel over veertig jaar moet worden verdeeld. Er mag niet worden afgeschreven over de waarde van de grond.
Noot: Het antwoord is gebaseerd op de bij ons bekende wetgeving en jurisprudentie per de hierboven aangegeven datum.