De voordelen uit aandelen die aangemerkt worden als deelneming zijn in principe vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Dit wordt geregeld via de deelnemingsvrijstelling in artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting (Vpb). Hierop geldt één belangrijke uitzondering: bij liquidatie van de deelneming.
In het jaar van de vereffening van de deelneming mag het opgeofferde bedrag als verlies worden afgetrokken van de fiscale winst. De reden hiervoor is dat verliezen uiteindelijk altijd ergens binnen het concern verrekend moeten kunnen worden.
Er moet wel worden voldaan aan een aantal eisen:
- De formele vereffening moet zijn afgerond binnen drie volledige kalenderjaren na het stoppen van de onderneming.
- Het liquidatieverlies moet zijn geleden binnen Nederland of binnen een land van de EU (territoriale voorwaarde).
- De moedervennootschap moet een zogenaamd “kwalificerend belang” van meer dan 50% in de te liquideren vennootschap hebben (kwantitatieve voorwaarde).
- Direct voorafgaand aan de voltooide vereffening en gedurende de vijf jaren daarvoor moet aan de bovenstaande territoriale en kwantitatieve eisen zijn voldaan.
Verdere aandachtspunten
Als het verlies van de (buitenlandse) deelneming al is verrekend met winsten van een andere concernvennootschap, belemmert dit op dit moment niet de toepassing van de aftrek van artikel 13d Vpb. Het kabinet beschouwt dit echter als ongewenst en is voornemens om de wet op dit punt aan te passen.
Bij een Nederlandse deelneming doet deze situatie zich niet voor, maar het kan wel bij de toepassing van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15 Wet Vpb. Op grond van artikel 13, lid 11 Vpb, wordt na de verbreking van de fiscale eenheid het opgeofferde bedrag opnieuw vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de geleden verliezen.
Noot: Het antwoord is gebaseerd op de bij ons bekende wetgeving en jurisprudentie per de hierboven aangegeven datum.