Tegen een opgelegde aanslag kan binnen zes weken na de dagtekening bezwaar worden gemaakt. Dit wordt gezien als een tijdig ingediend bezwaarschrift.
Is het bezwaar tijdig ingediend, dan moet de inspecteur binnen zes weken na afloop van de bezwaartermijn een beslissing nemen. Dit volgt uit artikel 7.10, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
In hetzelfde artikel, lid 3, staat dat de inspecteur deze termijn één keer met zes weken mag verlengen. Dit heet ook wel “verdagen”. De inspecteur hoeft dit niet toe te lichten of te motiveren, en we zien dit vaak in de praktijk.
Voorbeeld:
- Aanslag opgelegd op 1 juni 2025
- Termijn om bezwaar in te dienen eindigt op 13 juli 2025
- Termijn voor uitspraak volgens lid 1 eindigt op 24 augustus 2025
- Verlengde termijn volgens lid 3 eindigt op 5 oktober 2025
Verder uitstel door de inspecteur
Een verdere verlenging mag alleen als de indiener van het bezwaar daarmee instemt én als geen derden daardoor benadeeld worden (artikel 7.10, lid 4, AWR). De inspecteur moet hiervoor dus expliciet toestemming vragen.
Wat als de inspecteur te laat is met de beslissing?
Als de inspecteur geen verzoek tot verdere verlenging heeft gedaan (zoals genoemd in lid 4), kan de belastingplichtige zich nergens anders op beroepen.
De inspecteur is dan niet verplicht het bezwaar gegrond te verklaren.
Wel kan de inspecteur in gebreke worden gesteld vanwege het niet tijdig beslissen. Daarna krijgt hij nog twee weken om alsnog uitspraak te doen.
Als ook dan geen beslissing volgt, kan een dwangsom worden geëist en kan men beroep instellen bij het gerechtshof.
Noot: Het antwoord is gebaseerd op de bij ons bekende wetgeving en jurisprudentie per de hierboven aangegeven datum.